Johnny O’Neal
Afgelopen woensdag was ik vroeg vrij van mijn werk in New Jersey en kon ik nog net het concert halen dat pianist/zanger Johnny O’Neal in Zeb’s gaf.
In 2008 zat ik in het eerste jaar van het conservatorium en mocht ik mee met de ‘New York Trip’. Van Joris Teepe kreeg ik een lijstje mee met vocalisten die in die week speelden: Dianne Reeves in Carnegie Hall, Annie Ross in The Metropolitan Room, Myrna Lake en Johnny O’Neal in Smalls. Van Johnny O’Neal had ik nog nooit gehoord en daarom sloeg ik hem over. Toen ik in 2011 naar New York verhuisde was Johnny een van de eerste muzikanten die ik zag en het viel me op dat iedereen het over hem had. Buiten de stad is hij helemaal niet bekend, maar in de New Yorkse jazz scene is hij op zijn 57ste al een legende.
Johnny komt oorspronkelijk uit Detroit en groeide op met Gospel muziek. In de jaren ’70 werkte hij jarenlang als pianist in Detroit en Birmingham toen er nog volop regionale ‘jazz scenes’ waren en je als jonge pianist gemakkelijker werk kon krijgen met grote namen als Clark Terry, Lionel Hampton of Milt Jackson dan als leider van je eigen kwartet. Johnny’s mentor was Oscar Peterson, in 1985 speelde hij solo piano in zijn voorprogramma en in 2004 speelde Johnny, mede door de aanbeveling van Oscar Peterson, de rol van zijn andere grote voorbeeld Art Tatum in de film ‘Ray’ over Ray Charles.
Johnny’s vader was pianist en zanger, hij leerde Johnny dat het kennen van de tekst van een liedje zorgt voor dynamiek en een betere interpretatie van de melodie. Johnny leerde daarom alle teksten van de liedjes die hij speelde en begon ze te zingen. Nu is hij elke zaterdag te zien in Smoke Jazz Club en elke zondag in Smalls, waar hij piano speelt en zingt.
Tijdens het concert in Zeb’s is Johnny even ontspannen, grappig en spontaan als ik van hem gewend ben. Hij imiteert Nat King Cole, zingt de ritmes die de drummer in zijn solo speelt moeiteloos na en zijn scat solo’s zijn complex en virtuoos. Hij speelt ‘standards’ maar nooit de meest voor de hand liggende en arrangeert ze ter plekke waardoor elk nummer spannend en dynamisch wordt. De muzikanten in zijn band zijn jonge aanstormende talenten en ze lijken geen problemen te hebben met de obscure liedjes die hij impulsief inzet. Met de spanningsboog die Johnny creëert pakt hij het publiek in, hij amuseert en ontroerd en dat alles op een natuurlijke manier, alsof hij in zijn huiskamer zit. Maar het meest bijzondere en unieke aan Johnny O’Neal is zijn ‘swing feel’. Er is niemand op de wereld met zo’n timing als hij. Naar hem luisterend waan je je in de jaren ’40 op 52nd Street, je kijkt om je heen en ziet de verlichtte aankondigingborden: “Tonight: The Oscar Peterson Trio, Thelonious Monk, Sarah Vaughan…
Maar het is 2014, ik zit in Zeb’s op 27th Street en dat is helemaal zo gek niet. Ik besteed nog steeds al mijn tijd aan het artiestenvisum en Johnny O’Neal laat me zien waar ik het allemaal voor doe.