But Beautiful

4 juni 2016

De afgelopen week las ik het boek But Beautiful van Geoff Dyer. Een mooi boek, prachtig geschreven en, in mijn studie naar jazzgeschiedenis, een prettige afwisseling op de wat droge biografieën die ik de afgelopen maanden heb gelezen. Het boek bestaat uit verschillende verhalen, elke keer met een andere jazz legende in de hoofdrol zoals o.a. Thelonious Monk, Chet Baker, Bud Powell, Art Pepper en Charles Mingus. Het boek is fictie, maar gebaseerd op feitelijkheden in de levens van de musici. Zo speelt het verhaal over Ben Webster zich af in de trein in Europa waar hij een groot deel van zijn leven doorbracht. Alles wat in het boek door de musici wordt gezegd, is niet daadwerkelijk gezegd, maar is wel gebaseerd op de manier waarop ze spraken en communiceerden.

De wetenschap dat het boek fictie is maar wel gebaseerd op echte personen, maakte het in eerste instantie wat lastig om te lezen, je wilt weten of iets wel of niet is gebeurd. Lees het dus niet om je kennis over jazz te vergroten, maar lees het als een roman, alsof je er na het lezen pas achterkomt dat deze mensen echt bestonden.

Geoff Dyer is een echte jazz liefhebber en weet veel van de muziek en de geschiedenis. Hij heeft zich verdiept in de persoonlijkheden en levens van de musici en met feiten en fictie vormt hij zijn verhalen. In de korte verhalen probeert hij de essentie van de hoofdpersoon te laten zien, niet zozeer in wat die persoon heeft meegemaakt maar hoe hij was en hoe hij met het leven omging. Veel verhalen spelen zich af op cruciale momenten in de levens van de jazzmusici, wanneer alles uit elkaar lijkt te vallen of wanneer ze een vroege dood in de ogen kijken. Een observatie die Geoff Dyer deed: “anyone interested in jazz is struck very early on by the high casualty rate of its practitioners.” Ieder personage is bezig met een eigen gevecht tegen drugs, alcohol, racisme, geweld of psychische problemen. In het nawoord bespreekt de schrijver wat de redenen kunnen zijn de vele jazz musici die in de jaren ’30 verslaafd waren aan alcohol en in de jaren’ 40 en ’50 aan heroïne.

Ook voor mensen die niets van jazz weten, is het een geweldig boek om te lezen. Alleen al om de meesterlijke schrijfstijl van Geoff Dyer. Hij omschrijft hoe Charles Mingus de bas bespeelde: “Some people played the bass like sculptors, carving notes out of an unwieldy piece of stone; Mingus played it like he was wrestling, getting in close, working inside, grabbing at the neck, and plucking strings like guts. Then he’d touch the strings softly as a bee landing on the pink petals of an African flower growing some place no one had ever been.”

Geoff Dyer heeft het boek geschreven zoals een jazz muzikant over een vorm soleert. Een paar feiten, namen en gebeurtenissen zijn de rode draad van zijn verhalen en de rest is improvisatie.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *